De muse en het melkvel (1986)

In het voetspoor van honderdduizend landgenoten trekken onze verslaggevers er deze vakantieweken op uit om hun persoonlijke impressie te geven van zomerse gebeurtenissen die de lezer mogelijk een tip bieden voor een dagje uit. Naar de gastvrije abdij van Postel wilde Piet Snoeren gaan. Hij vond echter de negen muzen op zijn weg.

Muzen Museum voor creatief werk van kinderen, vrouwen en andere mensen, staat er in afbladderende letters op de schutting. Annet Teunissen van Manen: “Ik ben het enige museum in Nederland, waar de bezoeker al zijn vijf zintuigen de kost kan geven”.

“Ik ben begonnen met het hergebruik van een leeg gebouw. Daarin is het hergebruik van leeg materiaal gekomen. En nu denk ik wel eens dat ik bezig ben met het hergebruik van lege mensen”. 70-jarige Annet Teunissen van Manen glundert als een bellefleur om dit aforisme van eigen maaksel. Dat doet ze vaak, zo glunderen, want ze maakt veel aforismen. Nog eentje? “Een kunstenaar is geen speciaal mens, maar ieder mens is een speciaal kunstenaar”. Glunder. “Als ik hoor, vergeet ik: als ik zie, onthoud ik; als ik doe, begrijp ik”. Glunder, glunder. De wijsheidjes ontglippen aan haar glimlachgrage mond als Rijnsteentjes aan een gebroken halssnoer.

Naar de abdij van Postel had de tocht zullen voeren. Niet helemaal uit vroomheid, al noodt de 12e eeuwse kerk van dit gastvrije Norbertijner klooster met zijn door een craquele van brandschilderwerk gedempte licht altijd weer tot een aangenaam soort inkeer. Nee, om het abdij-brood was het te doen geweest, belegd met abdij-kaas of, nog beter, abdij-hesp, weggespoeld met abdij-bier dat in kloeke bokalen wordt geserveerd en de kleur heeft van ebbehout. Een dagje Pallieteren had het moeten worden, want de abdij van Postel ligt, pal over de grens, in Belgie en dan weet men het wel. “Sigaretten hier goedkoper dan in Holland”, prijzen bordjes achter de ramen van de elkaar opvolgende stamineekes aan. Het is niet het enige en niet het belangrijkste pluspunt.

Op de weg naar Postel echter, zuidwestelijk van Eindhoven, bevindt zich Bergeyk, in Bergeyk bevindt zich het Muzenmuseum daar bevindt zich Annet Teunissen van Manen. Zo eenvoudig is de verklaring voor het feit dat de abdij deze dag niet zal worden gehaald. Het begon, zoals gewoonlijk, met verbazing. Muzenmuseum? Het begrip museum – letterlijk: tempel der muzen – wordt tegenwoordig breed opgevat, dat is waar. Hier alles over tabak, daar alles over bijenteelt. Alles over kaas te Biddinghuizen, terwijl je voor alles over de mosterd weer in Doesburg moet zijn. Alles over Betje Wolff in Middenbeemster, maar Betje Wolff was geen muze. Het Muzenmuseum echter? Daar kunnen alleen maar de muzen inzitten. Alle negen op een kluitje. Clio van de muziek, Thalia van de komedie, Melpomene van het drama, Terpsichore van de koorzang, Erato van het minnedicht, Polyhymnia van de dans, Oerania van de sterenkunde en Kalliope van het heldendicht. De hele bups, zo van de Parnassus geplukt en gedropt in Bergeyk. “De mensen kennen ze niet eens”, zegt Annet Teunissen vol misprijzen. “Ze kijken even rond en vragen dan op hoge toon waar de muizen zijn. Ze denken dat ik een muizenmuseum heb. De mensen lezen niet meer. Ze zijn leeg”.

Toch gebiedt de eerlijkheid te zeggen dat de gedachte aan muizen zo vreemd nog niet is. Het Muzenmuseum, hoewel opgenomen in het nieuwe reis-, ideeen- en orientatieboek van ANWB, lijkt vooral op een rommelzolder. De inboedel kan rechtsomkeer naar uitdragerij of snuffelmarkt, schrikt de bezoeker die argeloos binnenstapt. Zoveel tijd zal het 70-jarige Annet kosten om uitleg te verschaffen bij haar ogenschijnlijke warwinkel dat de abdij van Postel vooralsnog een vroom fata morgana blijft. De negen muzen, daar komt het op neer, staan niet ten toon gesteld in haar museum, maar zitten in de bezoeker zelf. Het Muzenmuseum dient slechts als prikkel om ze uit hun schulp te jagen. “Ik ben het enige museum in Nederland”, glundert Annet, “waar de bezoeker al zijn vijf zintuigen de kost kan geven. Dan komen vanzelf de uitvindsels tot stand”. Ter illustratie wordt een ordinaire jampot tevoorschijn gehaald. Er is rubber overheen gespannend zodat je erop kunt trommelen. Maar er zit ook een tuintje aan en daarop kun je fluiten. De pot is half gevuld met muisjes; een rammelaar dus. Bovendien kun je muisjes ruiken. En proeven. Weer twee zintuigen aan het werk gezet. Het glas van de pot is gegraveerd. Dat kun je zien en voelen. Maar je mag ook zelf graveren in het glas. Dat doe je, dan begrijp je. Dan word je de speciale kunstenaar die ieder mens is. “Ik ben het enige museum dat blinden iets te bieden heeft”, glundert Annet. “Braille, dat zijn puntjes. Nou, pepernoten zijn ook puntjes. Hier: een braille-tekst in pepernoten. De blinde kan hem lezen, voelen, ruiken, proeven. Morsetekens, dat zijn punten en strepen. Ik kreeg een groep padvinders op bezoek en toen hebben we van rolletjes textiel een tekst in morse gemaakt. Is het geen droom van een wandkleed geworden? Een uitvindsel. Vijftien jaar ben ik nu bezig en een boek vol met uitvindsels heb ik inmiddels. Weet u wat dit is? Perkament? Welnee, een melkvel. Ik kreeg hier een die zich afvroeg of je iets zou kunnen doen met het vel dat op gekookte melk komt. We zijn aan het proberen gegaan en jawel, je kunt het over een jampot spannen. Prachtig, die kleuren van het gedroogde vel. Maar proeven zou ik u ontraden. Ruiken misschien”.

Ooit heeft Annet Teunissen van les gegeven aan de vermaarde Rietveld Academie te Amsterdam. Op het idee van haar Muzenmuseum kwam ze toen ze in Bergeyk stootte op de ruïne van een uitgebrande bioscoop. “Hergebruik van een leeg gebouw, zo is het begonnen”. De schutting rond de bouwval staat er nog steeds. Betreding (tegenbetaling van 2 gulden, tot zestienjaar 1 gulden; geopend van 14 tot 17 uur ook op zon- en feestdagen) is slechts mogelijk via een gammel deurtje. “Muzenmuseum voor creatief werk van kinderen, vrouwen en andere mensen”, staat er in afbladderende letters op de schutting. Aanbieding van de maand” “Maak een laan van je straat. Goed voor het milieu en je huis wordt meer waard. Gratis bomen hier”. Dus keert deze Pallieter huiswaarts, moe, niet voldaan van abdij-hesp en abdij-bier, maar met een stekje in zijn hand.

Piet Snoeren

© foundation eye to eye amsterdam 2024